o. i. tin-ertsen. 345 A. Tin-Erts van Sumatra. Deeze, afkotnftig van den Berg Son- gipatogelegen eenDagreizens Noord- waards boven Songitrap, is drie Co- bito's diep gegraven. Het zyn meest Tinfleentjes, van meer of minder groottedoormengd met Korreltjes van Kwarts-Zand en andere Steentjes die 'er zekerlyk door Wasfching uitge- fchift zullen moeten worden, eer men ze fmelt. Maar het aanmerkeSykfte in deeze ftoffe, die my voor ruurce Tin* Erts gezonden is, zyn verfcheide Kor reltjes of Brokjes gedeegen Tin'twelk blykt uit de Kleuren dat zy het Ha meren kunnen verdraagen. De ove-» rige Tinfleentjes fpringen aan gruis, als men 'er met den Hamer op flaat. Ik heb 'er maar weinig vanen geef het zo als ik het bekomen heb. Ook le vert deeze Berg, de eenigfte in die Landftreek, volgens het fchryven van gezegden Wel-Ed. Geftrengen Heer, maar weinig op. Het zou my niet vreemd voorkomen, al ware dezelve aan de Westkust van dat Eiland, en mooglyk by het Hollandfch Kantoor te Padang, gelegen. Y 5 B.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 485