352 D. H. GALLANDAT OVER Tmft van den Bever de behendigheid van den Aap en de aandoenelykheid van den Hondtoegedaan. Schoon ik dikwyls gelegenheid ge had hebdit wonderbaar Dier van naby te befchouwen, ben ik echter geenzins van voornemen eene befchryving daar van te gevenof eenige ontleedkundi ge aanmerkingen medetedeelen, dewyl zulks reeds door de voornaamfte Na tuurkundigen van onzen tydinzonder heid door de Beroemde Heeren de bUf- FON D'AUBENTON, LINNAEUS Cll HOUT- tuyn, zoo meesterlyk is uitgevoerd, dat 'er weinig of niets nieuws kanbygevoegd worden; nochtans fchynt het my toe, dat dit groot en aanmerkelyk Dier een ©nuitputtelyk onderwerp is ten min- ften komt het my voor dat 'er nog Verfcheidene zaaken kunnen waargeno men worden door lieden, welken gele genheid hebben, om hetzelve van naby te befchouwen, of die zich de moeite willen gevenom de noodige onder richtingen te verkrygen; vooral fchynt dit plaats te hebben opzichtelyk tot deszelfs verweertanden, welker ftofte bekend is onder den naam van Elpen been of Yvoor 3 het welk eenen aan- mer-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 492