Ï3Ë OLYPHANTSTANDÉ-tf. 372
Het fciiynt my toe dat de oor-
fprong van de veronderstellingdat de
opgedolven Tanden waarlyk Oly-
phantstanden zynte vinden is in het
oud en algemeen gevoelen, of liever
vooroordeeldat 'er geen andere dier-
lyke zelfftandigheid hekend was, wel
ke te recht den naam van Yvöor of-El
penbeen draagt, dan alleen de Öly-
phantstandem Het was zeer natuur-
■lyk, wanneer de gegravene Tanden:,
zoo uit Siberien als uit America aan-
gebragt, voor het eerst door Natuur
kenners werden onderzocht en
men zagdat derzelver zelfftandigheid
voor het uiterlyke veel overeenkomst
en gelykvormigheid hadde met het
Yvoor, en dat menfchen, in 't bewer
ken daar van bedreven, verzekerden,
dat het oprecht Yvoor was, dat de Na-
tuurlyke Hiftoriefchry vers ook daar uit
met zeer veel waarfchynlykheid he-
floten, dat het wezenlyke Oiyphants-
tanden waren: te meer, wyl het in de
daad zeer moeilyk is, zelfs voor ervaa-
ren Yvoordraaijers, het wezenlyk 011-
derfcheid daar van te ontdekken, uit
hoofde van het groot verfchilzoo we!
ten aanzien van het couleur, als van de
Aas zwaar-