380 d. h. gallandat over 5, phori razevils sendschreiben sei- m ner reisen, epist. 3". Na onderfcheidene en zeer verfchil- Jende befchryvingen van de Walrusfen gegeven te hebben, zegt hy bl. 503. "Eenige meenen dat men fe behoorde s, Zee-Elephanten te noemenver- mitfe in lighaamsgrootte, en in Tan- den d'Elephanten byna gelyk fyn". Uit dit alles meen ik met vry veel \vaarfchyn]ykheid bewezen te hebben: Dat 'er Zeedieren zyn, welken, zoo wel ten opzichte van de grootte als van de Slagtandenzeer veel overeen komst hebben met den Olyphant. 2. Dat deze Zeedieren hierom te recht Water-Olyphanten mogen genoemd worden. 3. Dat het meer dan waar- fchynlyk is dat de opgedolven Tan den, zoo uit Siberien als uit Noord-Ame rica aangebragt, aan foortgelyke Wa- terolyphanten toebehoord hebben, en geenzins aan een onbekend Dier, waar van het gedacht uitgeftorven is. 4. En eindelyk, dat noch het gevoe len van den Heere hunter, noch het gevoelen van den Heere de buffon, waarfchynlyk en aannemelyk zyn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 520