de olyphantstanden. 381 In hope, dat deze myne geringe aanmerkingen aanleidinge zullen geven tot een naauwkeuriger onderzoek aan zulkendie kundiger, dan ik, in de Natuurlyke gefchiedenis zyn waar door de waarheid of ongegrondheid van myne eenvoudige gevolgtrekkin gen, met den tyd, zal konnen blyken: zal ik hier noch eenige byzondere aan merkingen, aangaande de Africaan- fche Olyphanten, mededeelen, welke- uit de aanteekeningen, op myne Gui- neefche Reizen gehouden, getrokken zyn. Wanneer ik my in den jaare 1756 in Rio das Cammaronas bevond, werdt my door een Neger Heelmeester ver haald dat de Olyphanten dikwyls aan hevige buikpynen onderhevig zyn waar van hy de oorzaak toefchreef aan het veelvuldig gebruik van modderig, water, wanneer zy zich in de Rivier gaan baaden om zich te verkoelen; en aat, wanneer zy geweldig door deze ziekte aangetast worden, zy dan hun toevlugt nemen tot het gebruik van ze kere Gom, zeer wel naar de Arabifche gom gelykendeen welke in die Land- itreeken iq meenigte uit de boomen vloeit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 521