420 A. VAN SOLINGEN OVER EENE Dat de Heer noortwyk. de rood heid van de opvullende ftof aandentee- genovergeftelden kant van de Placenta hebbe zien doorfchynen (h) behoeft ons niet te verwonderen, dewyl dit verlengfel van de Decidua in de groe ven van de Placenta indringt, en der- zeiver gantfche zelfftandigheid door loopt (i)waar meede ook volmaakt overeenkomt't geen de Heer noort- wyk in een nageboorte van zyn huis vrouw heeft waargenomenwelker bolle oppervlakte niet alleen maar welker groeven zelve, tusfchen de Pubera inloopende, door een vlies be kleed werden (k)zo dat het niet te bewonderen isdaar deeze Cellulofa zig tusfchen de zelfftandigheid van de Placenta verfpreidt, dat de opvullende Hof, die de vaten, welke door deeze Cellulofa gaan, hadt opgefpoten, aan den teegenovergeftelden kant van de Placenta doorfcheen. Men zou om verder te bewyzen dat de vaten, door den Heer noortwyk opgevuld, geen verlengfels van de na vel- (h) Ibid. Pars IL 83. p. 101. (i; g. cooper, L. C. p. 17. (X) L. C. 28. p. 19.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 560