DEN EED VAN KONING PHILIPS. 435
ren aan de hoogde misdaad, en buiten
de befcherming der Wetten en dage-
lykfche Regteren te dellenisnaar
de aanmerking van een zeer kundig
Schryver (a)ietsvan 't welk men in
de Bidorien te vergeefs een voorbeeld,
zoeken zou.
Indien dit niet bcwyzen kandat
Philips, fchoon de natuurlyke Vorst,
de Erf- en Grond- Heer dezer Lan
den zyne voorvaderlyke bezittin
gen volgens de regelen van het on-
veranderlyke Natuurregt (aan 't welk,
myns oordeels, de rang in de beoor
deeling der redelykheid van eenige ge
beurtenis behoort vergund te worden,
boven de grillige hellingen van het
Leenregt, uit de barbaarfche zeden en
gewoonten der middeleeuw oorfpron-
kelyk), immers toen reeds ais een
openlyke Dwingeland kon en moest
worden aangemerkt, die van zelfs op
hield Vorst te zynen alle regt tot de
Regeering verbeurd had, fchoon zyne
al te getrouwe en lydzame Onderda
nen hem nog lang daarna als hunnen
wettigen Vorst en Heer behandelden
en wilden hebben aangemerkt; indien
E e 2 dit,
(a) Hiftorie van de Satisfactie van Goes, bh 33.