DEN EED VAN KONING PHILIPS. 445
dat het gezegde van le Petit een alge-
meener uitlegging lyden kan(het
geen te aannemelyker wordtindien
men volgens Wagenaar (k) aanmerkt,
dat de Stadhouders wel vreemdelingen
zyn mogten)dat bovendien het getui
genis van Orange zeer ftellig is en uit-
dmkkelyk, fchynt men te moeten be-
fluiten, dat Philips waarlyk door den
Paus ontflagen zy van den Eed, by
den aanvang zyner Regeering gedaan,
ter nakoming van 's Lands regten en
privilegiënimmers zoo verre dezelve
tegen zyn oogmerken mogten aanloo-
pen.
En welke waren Philips oogmerken
anders, dan het verkrygen een er vol-
ftrekte Oppermagt over ae nu Vereenig-
de Gewesten, en degeheele uitroeijing
der Hervorming in den Godsdienst
Het Hof van Rome, 't is waar, zag de
lleeds toenemende magt van het Huis
van Oostenryk, byzonder van Philips,
metnydige oogen aan, en fchynt, om
die reden, weinig belang gehad te heb
ben het eerstgemelde oogmerk van
hem te begunftigen. Dan, als men in
aanmerking neemt, dat het, met zulks
te
(k) V. Deel bl. 429, 383. en VI. Deel bl. 52—54,