DEN EED VAN KONING PHILIPS. 46$
Wie fchrikt niet op het hooren van
zulke lpoorloosheden? Ondertusfchen,
hoe meer ik de zaak inzie, hoe meer
ik overtuigd worde, dat, zoo lang
men geen uitdrukkelyke Vrybrief van
een der Roomfche Kerkvoogden kan
bybrengen, waarby Philips ontheven
word van zynen Eed, by den aanvang
van zyn beftuur gedaan, zonder dit
Eeds-ontflag betrekkelyk te maken tot
deze of geene vergunning in het by~
zonder, men de getuigenisfen der Ge-
fchiedfchryveren hier voren deswe
gens opgegeven, waarfchynelykst te
verdaan hebbe van den zo even aan-
gehaalden Brief van Paulus den IV.
nopens de vermeerdering der Bisdom
men in Nederland, door zynen Op
volger Pius den IV. bevestigdniet
zoo zeer als of dit de eenigfte Brief
was, waarby Philips van zynen Eed,
tot onderhouding van 's Lands voor-
regten gedaan, ontheven word, maar
voornamelyk om dat de vermeerde
ring der Bisdommen eene volkome
vernietiging van bvna alle de Vryhe-
den en Voorregten der Nederlanderen
medebragt en bedoelde.
Hoe het ook zyal was geen alge-
ix. deel, Gg mee-