'468 N. C. LAMBRECHTSEN OVER
gedienstigheid, terwyl het Mensch-
dom zugte onder de uitwerkfelen de
zer heillooze oogmerken.
Philips zekerlyk wist 'er zig mees-
terlyk van te bedienen. In alle onge-
legendheden nam hy hier toe een ge-
reeden toevlugt. Tot belagchens toe
bygeloovigen ingenomen met een
waren of geveinsden eerbied voor den
Roomfchen Stoel, en met de hoog-
vliegendHe denkbeelden van deszelfs
onfeilbaarheid, ontleende hy hier uit
geen ongefchikt hulpmiddelom zyn
ontrust gemoed te vreden te Hellen.
Na de dood van zyne tweede Egtge-
noote Maria, Helde hy zig eene Egt-
verbintenis voor met Elizabeth, haare
en zyn aangehuwde Zuster. En daar
Zulks aanliep tegen Goddelyke en
Menfchelyke Wetten, nam hy voor
van den Paus het noodig ontilag daar
van te verzoeken. Hy liet zelfs hier
van aan de Koningin kennis geven
ten einde deze haare Zusterlyke be
trekking op Philips niet zoude kunnen
aanvoeren als een grond van weige
ring. Dan Elizabeth kende te wel haa
re belangens en 's Paufen onvermo
gen, om wetten, welke zy eerbiedig-