49^ j. w. te water over eenige keuriglyk onderzocht, en, zoo veel gefchieden kon, bepaald (w). De eertitel was te Smyrna minder, dan elders, in gebruik, doch evenwel niet onbekend. Getuigen hier van zyn de Opfchriften by reinesi- us (x) en corsinus (y). Ik durve niet verzekeren, dat de Afxuv i*1 die ftad kleed hebbe. 2Tspawjtpogog was te Magnefia de naam van hemdie het hoogfte be wind van zaaken, zoo burgerlyke, als godsdienftigein handen hadt (z). Sedert de Smyrneërs in eene naauwe verbindtenisfe met die ftad getreden waren, fchynt dezelfde eertitel ook te Smyrna in gebruik geraakt te zyn. Men leest van Heraclides by philo- stratus (a): rrjv gs/poiVYj^ov dg%Y]v nag de reeds gemelde on- avToig (w) Men zie de Schryvers, boven aangehaald biadz. 494, en vergelylce de geleerde Verhande- linge van r. reynen de Ajtarchiseorumque munere et diguit ateverdedigd te Utrecht, onder voorzittin- ge van den grooten wesseling, in 'c jaar 1753c (X) ïnfcript. Cl. I. 206. (y) Lac. cit.pag. CXXVIE, CXXVIII. (z) Pojts apud ATHENAEUM lib. XII, cap. 8. (aDe Antiqq, et Marmeribus pag. 3Ó0—389.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 640