JOODEN TE COCHIM. 531
Character kendeis 't niet vreemd,
dat hij fommige woorden niet wel heeft
konnen onderfpheiden, maar verfch ei*
dsn van dezelve in ft midden heeft af ge*
brookenzoo als uit de vergelijkinge is
te zien. En derhalve pleit de tweede,
reden fterk ten voordeele van ft aj*
fchriji van den Heer Mo ens*
66.
Hier tegen komt echter eene beden
king indat de Heer Anquetil verhaalt,
(zoo als te vooren (j. 54 reeds is ge
zegd,) dat hij het opfckrijt der plaaten
naauwkeurig niet alleen alïchreef, maar
dit gedaan zijnde den Moudiljaar bad
de naauwkeurigheid daar van te getui-
gen'tgeen men [in zijn Ed. werk
bij bi. 179] in ft Rabbijnsch He-
breeuwschs op de derde plaat ziet".
Doch het blijkt genoegzaam uit het ver
band van zaaken, dat deeze Moudiljaar
zoo weinig als de Heer Anquetilde
Cafanaarenof de Qpperbrahme van
faliparomde Taal of ft Character ken
de, of ten minften genoegzaam kende,
om meer dan over hoopsen in ft ruwe
te konnen getuigen, nopens de naauw~
Li 2 keu-