544 a» 7s gravezande over enz. deel; en dat fommigen onder een zagt gemompel, dan eens mét een foort van wrijvinge, en dan met een foort van opheffinge hunner han- denhet zeer druk met eikanderen hadden; en ik moet bekennendat ik over hunne acties aangedaan was. „Na dat zij dan alles aangehoord en ik op mijne wijze Hun noch een har- telijk woord toegefprooken, ook en pasfant herinnerd had de woorden van Hofea 3: 4 en 5, begonnen zij gedeeltelijk te huilenen gedeel- telijk te fnikken, in welke gehalte zij heen gingen. Doch zonden na eenige dagen één van hun bij mij, met verzoek om een affchrift van het geen ik hun had voorgeleezenhet geen ik hun dan gaf". Middelburg den 5 Augustus 1782»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 690