JOODÊN TE COCHIM. 557
zijn gefield. Terwijl in de eer(le en
derdedie misflag plaats heeft, dat de
Getuigen Koningen genoemd worden,
en dat wel van die plaatfenzoo als de
zelve eenigen tijd daar na, en wel bij
verandering van omflandigheden ze-
dert genoemd zijn, en tot noch toe ge
noemd worden. Maar de tweede noemt
hen flegts Hoofden van de Landen,
met de naamen, zoo als die ten tijde
van den Keizer bekend waaren. In wel
ken tijd die Hoofden noch geen Konin
gen waaren, alzoo dezelve maar eerst
na de bekende verdeeling van het Mal-
labaarsch Keizerrijk in vier Hoofdko
ningrijken en verfcheide mindere Rij
ken en Vorftendommen, den titul van
Koningen en Vorflen gevoerd hebben.
Alhoewel het Hoofd van het Land van
Cochim in de eerfte en derde vertaalin-
ge niet met dien naam uitgedrukt
wordtfchoon het Rijk van Cochim an
ders in der daad één van de vier
Hoofdrijken van de. Mal labaar is.
b v -d ui op
kennen.
ziet men dat dezelve -woordelijk in 't noemen der
getuigen, het oorfprongiijke uitaruktterwijl men
daar door ook gelegenheid ontfangt, om de beteke
nis van verfcheide woorden, als ipari, Hoofdari-
■wén Land£11 NAADpOE ODDtA genaamd, l,C,leerefi