jooden te coci-iim. 5<5j
rhenigmaal de Jooden 'er ook na ge-
ftaan hebben. Gelijk zij daarom wan
neer zij wei eer in 'tCranganoorfcbe R.\]k
zoo veel aanzien hadden, mogelijk
toen ook wel konnen getracht hebben
dat Rijk Magtig te worden: Doch zijn
Wel Ed. fchrijft, veel eer te geloo-
ven, dat die meening, wegens der Joo
den Cranganoorfche Rijkkan oor-
fprongiijk zijn, van iets dergelijksdat
men onder de oudheden der Sint Tho
mas Christenen vindt; te weten, dat
dee ze ook op zekeren tijd, een en Koning
begeerd en erlangd zouden hebben.
93-
Ten aanzien van de onderscheiding
der Jooden in'blanken en zwarten
(waar van 1213. bl. 549) merkt de
Heer moens wederom aandat onder
de Blanken ook eenige Vreemdelingen
zijn, die uit Europa, de Turkjcbe Ad-
d'.ifcheGewesten, Arabiënen Perjiën,
op de kust zijn gekoomen; welke zich
met de oude oorfpronglijke Joodfche in-
woonderen, door Huwelijk hebben
vermaagdfchapt,zoo als onder ande
ren blijkt in 't Geflagt van Ezechiel
N n 2 liab-