57P A. 'S GRAVEZANDE OVER DE zijn die het zich zouden fchaamen een ChristenHeiden of Moormet op zet te bedriegen. Dat men ook van hun kan zeggendat zij op verre na zoo tnorsjig en vuil niet zijn, als men de he- dendaagfche Jooden ook nageeft, die ver af zijn van rein en zinlijk te wezen aan Lichaam en Klederen, zoo als ee- ne onaangenaame reuk wel eens leert. En dat fchoon wel fommigen van de Rijk(ley die tot aanzienlijke lieden toe gang hebben, in zinlijkheid boven de getneene Jooden uitmunten, men echter altoos in het een of andere den Jood 'er bij ziet uitfteeken. Maar dat de JooT den op de Kust zonder onderfcheid, zelvs tot de geringde en minst gegoedde toe, zoo zinlijk zijn in hunne Huizen, aan hunne Lichaamen, Tafels en Bed den, als wij; zoo dat men bijna niet zoude konnen weet en of het Jooden 'en Joodinnen waarenindien zij niet 'door een joort van kledingey en door eenfoort van onderjcheid-teekenin hun gelaat van andere Natiën onderken- baar waaren. Dat ondertusfchen het groot[le gedeelte der Zwarte Jooden zich met den Landbouw en Veefokkerij ge neert; als ook met inkoopen en ver- koo*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1782 | | pagina 716