OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. Jl
ken geduurd te hebben, geheel weg.
Deeze goedaartige Koortfen hebben
nogtans meer by de ingezetenen, dan
de vreemden, gelyk de Militairen zyn,
plaats. En gebeurd het, gelyk het ge
beurd, dat de Militairen deeze hebben,
en daar van in korten tyd herftellen,
men ziet hun al veelünts door weder-
koomende Koortfen bezogt, die hun
wel eens tot in January of February
koomen aantasten, en doorgaands ver
oorzaakt worden door hun wagt- en
dienstdoen, en verkeerde levenswys.
Maar zo gunllig zyn de Koortfen
gewoonelyk by de Militairen niet, zy
zyn by hen den meesten tyd, van een
verheffenden aart; de eene Koorts is
niet afgeloopen of de andere begint
weer: ja wel eens zyn zy van eenen
aanhoudenden en geduurigen aart: en
deeze zyn het die veelen naar het graf
deepen. Niet zeldzaam vermengt zich
met deeze Koortfen een Galloop, die
eenige dagen aanhoudt, en fomwylen
zo fterk is, dat 'er de lyder het leeven
mede zoude infchietenals men de
zelve in tyds niet tegenging. Ook is
het niet vreemddat die Koortfen by
Cenigen beginnen, met een Boort, zo
E 4 dat