72 G. W. CALLENFELS ANTWOORD dat de Soldaaten eenen overvloed van kwaade ftoffen, van onder en van boo« ven kwyt raaken, en hunne levens- kragt daar door zo gefnuikt word, dat men hen door kragt van geneesmid delen moet ftaande houden. In die Koortfen, die van eene kwaadaartige natuur zyn, vermeer deren de toevallen en verfchynfelen by den aanval van de Koorts van dag tot dag, en worden veel zwaarer. De oogen beginnen hoe langer hoe meer traager, flaauwer en gedrongener, in het hoofd te (laan, en dikwyls te traanen. Het aangezicht word dage- lyks bleeker en meer betrokken, en zet teekenen van een aannaderenden dood. De tong word bruiner en zwart- agtig, ook wel eens ziet men dit aan de lippen en het verhemelte: ja de tong krygt tevens ook eene trillende beweging, zo dat de lyder de tong met moeite uitfteekt, en niet verder kan uitfteeken dan tot de tanden, en die uitgebragt hebbende vergeet weer in te haaien. De adem is heeter, en jftinkt meer. De pols is zeer ingetrok ken, flaat ras en klein; en de ademha ling word van tyd tot tyd moeijely-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 104