02 G. W. CALLENFELS ANTWOORD geftaafde bevinding van alle tyden en eeuwen. En al, die dit bedaard be ziet, uit een ftaatkundig, wysgeerig, of geneeskundig oogpunt, zal het ge- reedelyk toeftemmen. B. Wat nu verder de Garnizoen- flaatfen aangaat. In dezelve behoorde men alle voorziening te doen, en alle behoedmiddelen zorgvuldig in acht te neemen, tot welzyn van het gemeen en de Militairen. De gragten, floo- ten, ofdulven, en alle waterleidingen, moeten wrel zuiver en fchoon gehou den wordenen des zomers zo wel als des winters, zo ver doenlyk is, met zoet loopend water voorzien worden» De mist en alle vuilnishoopen moesten uit de plaatfen geweerd wordenen al was het des zomers, dagelyksnaar bui ten gevoerd worden. Men moest, ge- lyk op fommige plaatfen gefchied, zo overal, op boete belasten, dat ten min- ften tweemaal in de week, alle de in gezetenen hunne floepen, flraaten en rioolenwel zouden fchoonmaaken en zuiver houden. 'Er moest een fterk verbod zyn, tegen het leggen van vuil te, van afval van vleesch en vis, en van doode krengen, of wat het zy, PP

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 114