men wyfelyk met zyn volk te fpaaren, ook weet elk hoe veele ziekten in de legers te velde door geledene onge makken zich opdoen, en hoe veelen'er flerven. Dan nog moet men altoos beden ken, dat een foldaat een mensch is van gelyke aandoeningen en beweging als alle anderendie in tyd van nood zyn leven en gezondheid wel niet moet ontzien, maar buiten nood zorgvuldig moet bewaard worden ten diende van het Vaderland. Het is dan maar eene noodelooze verkwisting bui ten het veld, den oorlog en nood, dezelve niet te ontzien en even eens bloot te Hellen aan alle ongemakken, die men vermyden kan: ik fpreek als een Geneeskundigeik fpreek van Staats-Vlaanderenom ze daar te be hoeden tegen de koortfen. Tenderden: moest 'er opzicht gehou den worden op hunne levenswyze, op dat zy geene overdaad doen in fterke dranken, ook niet te veel koud wa ter, koude karnemelk, ofte veel hee- te thee en koffy water inzwelgen. Daar in alles de maat goed is is hier in vooral de overmaat fchadelyk. Het ee- iJO Q. W. CALLENFELS ANTWOORD

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 122