98 G. W. CALLENFELS ANTWOORD re te wenfchen, dat mannen van aan zien en geleerdheid hier in eens te zaa- men werkten, om zulke hoognoodige geftichten aan te raaden, en in te voe ren. De zaak roept zo luyd, dat ik 'er niets meer by voege. Ten vyfdenIs het ook een zaak zeer noodig en nuttig voor de bewaaring der gezondheiden voorkooming der ziekten, dat de barakken en chambreen van tyd tot tyd worden geveegdge- ftoft en gefchuurdals mede dat de bedden, matrasfen en dekens worden gelucht, zuiver en fchoon gehouden, en men op zyn tyd fchoone lakens heeft. Alle vaten, ketels, potten en pannen, waar in men kookt en braad, of waar uit men eet en drinkt moeten wel worden gereinigd; wyl die anders aanlaaden en begroeijen, en het koper met vergiftigd fpaans groen uitflaat, waar van men wel eens lchrikkelyke uitwerkfelen heeft geziendan andere nadeelige uitwerkfelen blyven onbe kend, onzichtbaar en verborgen. Men kan in dit alles niet te rein zyn, men moet daar op naauwkeurig letten, en dat weides te meer, om datveelen tot hun groot nadeel hier in zeer achteloos zyn

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 130