rie>4 G. W. CALLENFELS ANTWOORD
der getrouwden voorzien worden. De
bezoldingen zyn geregeld in tyden,
als alles beeter koop was, enfzyn nu op
lange na niet toereikende voorde fol
daaten in 't gemeen, en de getrouw
de in 'tbyzonder, ook valt'er inStaats-
Vlaanderen niet veel te verdienen.
De laatften altoos moesten na gelang
van hun gezin meerder byleg en on-
derfceuning hebben, en in tyden van
ziekte, als zy niets kunnen verdienen,
moesten zy vooral verzorgd worden.
Geeft men de foldaaten verlof om te
trouwen, (want zonder dat kan het
niet gefchieden) dan moest men ook
hunne vrouwen en kinderen zich aan
trekken en gadeflaan. Wat moed en
couragie, meent gy, kan een foldaat
hebben, die zyn vrouw en kinderen
in de grootfle armoede, zo wel als
zich zeiven ziet gedompeld, en menig
maal noch te eeten, noch te dekken,
noch te warmen heeft? - Een Capitein
moet over zyn foldaaten zyn als een
vader over zyne kinderen, en meer uit
liefde als uit flaaffche vrees gehoor
zaamd worden. Hy moet toonendat
hy zich de belangens van zyn volk
.Aantrekt, en hunne lasten en lyden
zoekt