ïo8 G. W. CALLENFELS ANTWOORD de anderen. Ook moest ten ftrengflen Worden tegengegaan en geftrafd alle overdaad, wellust, en vuile vermaa- ken; wyl derzelver gezellinnen zyn befmettingziekte en de dood. Diens tig daar toe is het, dat men deSoldaa- ten van welke gezindheid zy ook zyn, verpligt om hunnen Godsdienst waar te neemen, om dat zy daar in tegen alle opgemelde ondeugden ge- waarfchouwden tot deugd, ma tigheid, en onthouding ten fterkften aangemaand worden daar anders een ongodsdienftig leeven hun nog meer een meer voedfel tot dit kwaad verfchaft. Ook moest men geene aan- neemen, die te jong, te zwak, of zie- keiyk zyn. Een Capitein, die op het een en ander hier gezegd, oplet tend is, en geen geld ontziet om braave Soldaaten te wervenheeft doorgaands een Compagnie van de fchoonfte en fterkfte manfchappen. Ten laatjlen: Moest 'er wel ernftigin voorzien wordendat niemand der Militairen op eigener gezag buiten op zicht van een bekwaam Doctor ofChi- rurgyn, eenige geneesmiddelen ter voorkoming van de ziekteof ftuiting van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 140