133 J. HARGER ANTWOORD
fchikkende oorzaaken of zaaden der
Najaars koortfen flegts aanftippen (i).
I. Het is kennelyk, dat onze lig-
haarnen en vogten, even ais die der
dieren uit derzelver aart eene ge
neigdheid hebben, om tot bederving
en verrotting over te gaan; vooral als
men in eene heete vogtige bedorve
lucht verkeertnnsbruik van fpys of
drank en lighaams beweging oefent;
of dat 'er door een vertraagde buiks
ontlasting, of door belette ongevoe
lige doorwaafemingmeer dan te veel
onnutte deelen in de lighaamen wer
den opgehouden: ja deeze eigenfehap
is in de lighaamen zo groot, dat 'er
maar zeer weinig noodig is, om dezel
ve tot bederving te doen overgaan.
Enjuistom deezereden, wordenwy
verpligt, om door een dagelyks her
haal van vernieuwde voedfelen en
dranken, gepaste beweging, en ont
lasting van 't gene in ons fchadelyk is
geworden, de lighaamen als in even-
wigt der gezondheid te bewaren.
II. Het eene mensch is meer dan
het andere, fchoon beide gezond, vat
baar voor de Najaars-koortfen. Een
Mi-
(i) Infiit. Path. Cdeb. gaubii 54. 60. 74 enz*