142 J. HARGER ANTWOORD J deeze fchadelyke uitwaafemingen aan den dampkring mededeelen (1). Daar en boven word het door de zee, zilte ftromen, onmeetbaare aan een gefchakelde fchorren en flikken omringd, welke op veele plaatfen week en modderig zyn, waarop fchelp-plat- fchild- en andere visfchen, infecten, doode krengen, rottige uitwerpfelen by ebbe tyd blyven liggenwaar door niet dan fchadelyke uitwaafemingen by groote zomer hitte in den dampkring werden opgetrokken, de lucht zonoo- dig voor al wat leven heeft, befmet; en een bronwel voor die kwaadaartige Najaars-koortfen doet worden (m); dit is eene voornaame reden waar aan de bleekgeele kleur der Staats-Vlaan- denaaren is toe te fchryvendoch door dien zy van der jeugd af gewoon zyn aan deeze luchtsgefteldheidzo zyn zy ook minder vatbaar voor die jaar- lykfche, fomtyds zo wreed woeden de ziekte, in den herfst, dan wel de Vreemdelingen en Militairen, Maar (1) j. dachs. Haarl. Maatfch. XVI deel. 2. ftuk. bi. 146. (m) j. baster. Proeven over de LuchtHaarl, Maatfch. 3. deel. bl. 130.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 174