over de najaars-koortsen. 155 j. dachs geduurendte deszelfs ver- blyf, met zyn Doorl. Hoogheids Re giment Oranje Gelderlandte Sluis in Vlaanderenzal het betoogde duidelyk bevestigen, en de vrugt-gevolgen van heete, zoele en vogtige luchtsgefteld- heden ter voortbrenging van Gal- en Rotkoortfen, in't Najaar, alfints Ha ven (t). Wat nu de lage flappe winden, dee-* ze zoele en vogtige luchtsgefteldheden vergezellendeaanbelangendeeze noem ik zuid en zuidwestelyke in te- genileiling van hoge en ftyve winden, of oost en noordoostelyke. Wy laten de geleerde twisten, wat eigennlyk de wind zy. Dan met be trekking tot dit ons onderwerp, zeg gen wy maar alleen, dat het is eene meer of mindere beweging, der lucht, welke naar gelang van die flreek, waar uit hy waait, ons allerheilzaamst of al* lernadeeligstbevonden wordt. Van deeze luchts-beweging hangt zeer veel af, zo dat wanneer de wind uit een hoo« (t) Haart. Maatfch. XVI. deel ede Rulehl. 120, 123, 132, 135, 141. j. baster Ilaarl. Maatfch. III. deel, hl. 82, 83,'92, 93; en v. j. pringlö 1, c. diverfis paginis.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 187