OVER DE NAJAARS-KOORTSEN. ï6t hebben zy of de noodig'e verfchooning niet, of zy zyn te traag om dezelve aan te trekken; of door min kunde houden zy de vuile, natte, koude hem den aan, waar door de zo noodige on gevoelige doorwaafeming verhinderd wordt: en dus doende ftaan zy even redig met den geringften arbeider, om door deeze opwekkende oorzaaken der Najaars-koortfen, beledigd te wor den. Echter oordeel ik, dat de Militairen in Staats-V'laanderenuit aanmerking van de zo vaak verander-»' lyke luchtsgefteldheden, door gemis van genoegfaam dekkende onderklee deren, zeer raakbaar zyn, vooral voor de zo fchadelyke nachtluchten en derzelver gevolgen. Onder de levenswyze, breng ik ook de wooningen in overweging. De ge ringde Inwooners hebben dezelve digt aan de wallen; in flegte verloren hoe ken der Garnizoenplaatfenveeltyds in vogtige, ziltige, bedompte hul pen, waar door men ervaart, dat de Najaars-koortfen, voornamentlyk on der de onvermoogendfte het meeste woeden. In deeze wooningen, worden niet yr. deel, l zsii

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 193