168 J, HARGER ANTWOORD menfchen vernielende koortfen heer- fchen? Wy willen geerne toeftem- men, dat door de omlpitting, omdel- ving en beploeging der landen, in dien tyd, veel gelegenheid wordt gegeven, dat 'er uit de losgemaakte gronden, ziltige, arfenicale, zwavelagtige en fchadelyke deelen, in den dampkring -verfpreid kunnen worden,- en deeze, gevoegd by de overige uitwaafemin- gen over het algemeengeen heil aanbrengen. Echter oordeele, dat, als men de waare oorzaak hier aan konde toefchryven, dan als een na- tuurlyk gevolg, deeze koortfen, alle jaarenen juist in die tyd alleenmoes ten heerfchen, dat niet overeenkomt met de ondervindmg. Daar en boven leert de ervaring, dat zelfs de fchadelyklle, bedorvenfte en onaangenaamfle uitwaafemingenvan wat aart dezelve ook mogen zyn, nimmer ons zullen belchadigen, wan neer men dien zeegen maar mag genie ten, dat dezelve door hooge gezonde ooste, noordooste en noordelyke-win den, van ons worden afgewend, ver woest en hef: en derwaards gedreven, en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 200