l8 6 J. HARGER ANTWOORD Dan ervaart men ookdat onaange naam gevoel of die aandoening, wel ke men dorst noemt, gepaard met droogheid des monds, tong, keel en nabuurige deelenja deeze deelen worden zo nu en dan, als verftyfd waargenomen, om dat de fynfte dee len vervlogen, de anders zo balfem» agtige flym, in zodanig een drooge korst veranderd is, waar door de mondtjes der uitwaafemende yaaten en ontlastbuizenworden toegeflooten; of dat 'er door de heevige koorts-be weeging, een overboodig zwreet naar buiten is gedreevenen hier door ge brek van dunne weivogten en onver- moogen, om de noodige hoeveelheid des fpeekfels af te fcheiden, wordt voortgebragt; of om dat de masfa des bloeds, door ontaarting der ftoffen, meerder geirriteerd zynde, de afklein- zende werktuigen, faamtrekken, ven naauwen of toedrukken, en dus de weegen onbekwaam maken, om eene meerdere affcheiding van fpeekfel, zo in den mond, tong, als nabuurige dee len, voort te brengen. Dit een en ander, ter opheldering der verfchynfelen, in deeze ziekte, ge'

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 218