ÖVER DE NAJAARSZO ORTSEN; 24'f vroeg rriet een rtiaaltyd van fpek of vleesch, en wat 'er van den avond te vooren, van veld- en tuin-vrugten was overgebleven, aanvingenj waar door zy tegen de uitwaafemingen van de zoute flikken, en van den ge- roerden akker met het ploegyzer, gehard zyn, en waar op een kom karnemelks pap, met grutten ge- kooktwierd gegeten. Daar nu deeze goede gewoonte in Staats- Vlaanderen en Zeeuwfcbe qnartieren by veelen nog onveranderd plaats heeft, zo vindt men ook het tegen- gefteldeom in deszelfs plaats braaf j, warme koffy of thee te drinkenen veele Arbeiders thans, hoe vroeg ook naar den akker gaande, zulks niet te verrigten, donder hun maag, door een warme plas koffy- of thee- water, doorweekt te hebben". Daar nu de eerfte gewoonte was om deeze menfchen tegen alle fchade- lyke aanvallen der morgenluchten tè behoedendaar is de laatfte alleen ge- fchikt, voor hunlieden des te vatbaar der te maken (v). (v) Iiaarl. Maatfch- XVIII. deel bi. 605. dé X. DEEL. Q. Mogt HAAN

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 273