over de najaars-koörtsèn. 2j§ Dan wanneer de eerfte wegen, door taaije, flymige, bedorve ftoffen, als faa- men kleven, en de lyders zwak zyn, dan hebbe my altoos zeer wel bevon den, by het gebruik van het keurige middeldoor den Heere j. van der haar in de aanteekening op de Leeger^ ziekten, van den Baron van swieten, medegedeeld. Het zelve beftaat in U Jq. hordei |v. Vini albi 3 ij. Pulv. ipocacoatiüaë gratia xxv. Mellis albi Misce. Hier van gebruikt de lyder, om het uur een lepel vol, dit verwekt eene zagte en geduurige fchudding der inge wanden, enmislykheid, waar op meest altoos, eene ongelooflyke meenigte bedorve gal enz. volgt. En op dat de bedorve ftoffen, uit de maag en darmen canaaldes te beter zouden worden ontlast en weggevoerd, hebbe wel eens by fterke Menfchen, op het fpoor van Geleerde Mannen, by de braakmiddelenbuikzuiverende (purgantia) gevoegden wel eens her haald, zo lang'er teekenen overblee- S 4 ven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 311