\Vy zullen uit de opgenoemde mid delen, om dat de cortex peruvianas in deeze ziekten zo eene algemeene lof verworven heeft, het een en ander van dit inderdaad voortreflyk middel zeggenalfchoon het van den eenen gelaakt, doch van anderen wederom geprezen wordt. Die wel onderfcheidt, die leert niet alleen, maar geneest ook wel, - Hier om zegge, dat zo lange 'er garftige, rottige, galagtige onreinigheden, in de maag en darmen huisvesten, dit mid del, hoe vermoogend anders, niet uit werkt, dan maar alleen de fpierveze- len der ingewanden en vaten te ver- fterken, en het werkend vermoogen derzelven te vermeerderen. Maar zo wanneer de fchadelyke dof fen, uit maag en darmen zyn ontlast, dan zal men door dit middel, de zo noodige bereiding der ziekte ftoffe, welkenog met onze vogten verëenigd, rondvlieten, aanmerkelyk onderfteu- nen; de verdere rottige bloeds- verdun ning voorkoomen, en de koorts-be weeging van het aandoenlyke zenuw- geitel, kragtdadig te keer gaan en ver hoeden. >Vaar- SC/8 J. HARGER ANTWOORD

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 330