304 J. HARGER ANTWOORD Schoon het aderlaten in de Najaars- koortfen, over het algemeen genoo- men, niet noodzaaklyk is, zo zyn 'er echter gevallen, daar de volbloedig heid, groote drift en persfmg des bloeds, met den aanval en verheffing der koorts, zulks vordert. By voor* beeld, wanneer iemand jong, fterk en volbloedig iseen hardenvollen en foei- len pols heeft, ylhoofdig is, of daar toe geneigden 'er zich eene gefchiktheid tot ontfteking opdoet, in dergelyke gevallen is het, dat men dezelve met het grootlle nut en voordeel, kan in het werk dellen, zo als door my ver- fcheiden malen ondervonden is. Maar zo 'er een aanvanklyke ontbin ding, in bloeden vogten, plaats heeft, zal een aderlating ten hoogden fcha- dely k zy n. Om trend den tydwan- neer men in de Najaars-koortfen een ader dient te openen, zyn het de Ge neeskundigen niet eens. 'Er zyn 'er, die hetzelve aanranden, in dien tyd, waaneer de Lyder geheel van koorts bevryd is. Anderen, als de beroemde pringle, raden aan, om als het de nood vereischt, in den beginne, ja in alle tyden, het zy in of buiten de ver hek

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 336