l'ao J. HARGER ANTWOORD vens onder behooren,) onbevooroor deeld tegens elkander te vergelyken zo der kuil-als drie-deks-fchepen; en daar na het zelve, door proeven, rustende op de ondervinding Haven. Eer dat wy van de eigenlyke fcheeps-wooningen lpreken, zullen wy het een en ander, van de fcheeps-dek- ken, voor aflaaten gaan, benevens de voordeelen, welke in het eene meer, dan in het andere dek gevonden wor den, met derzelver aangenaame ge volgen. Op een drie-dekker, heeft men het genoegen en vermoogen, om zo op een reêde, als op zee; een vryen en onbe- lemmerden invloed der frisfche buiten lucht, tusfchen de fcheeps-dekken toe te laatenen gelyktydig aan de fcha- delyke lucht, door het openzetten der ruime gefchutpoorten, als roosterwerk, een vryen uittogt te bezorgen; het welk op een kuil-fchip, fomtyds op een reêde, veel minder op zee, in ver re na zo goed niet, gefchieden kan. De reedenen zyn: op een drie-dek ker, is het eerlle of bovenfte dek, ge noegzaam van de befaans-mast af, tot aan de fokke-mast toe, voorzien met roos:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 352