OVER DE SCHEPEN ENZ. 323 invloed, van verfche lucht, en ontlas ting, voor de onzuivere lucht, door de agterde poorten, aan de lyzyde overblyft. Op een kuil-fchip, vindt men in te gendeel, het dek geftadig, door 't overicortende zeewater nat; de luiken worden digt gemaakt en gefchalmd, het kabelgats- en agter-traps-luikwordt met een broeking of tregter, van ge pekt zeildoek voorzien; daar en bo ven het kabelgats-luik, al Haat het open, kan geen dienst, ter verbete ring der lucht, tusfchen-deks aanbren gen; door dien het door een befchot, afgefcheiden is. Dus, 'er kan door het getregterde agter-traps-luik, maar een man te ge- lyk, naar boven en beneden komen, en genoegfaam geen verfche lucht: verbeeld uw eens G. L., als een ilorm en overftortende zeeën, wat aanhou den, hoe verderfiylt de lucht tusfchen- deks, voor de bewooners op een kuil- fchip moet worden. V. Laaten wy nuden G. L.eens een fchildery ophangen, van al het akelige, dat 'er plaats heeft, wanneer een drie-dekker en een kuil-fchipvan .eeu

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 365