356 J- HARGER ANTWOORD Doch ik laat het een en ander, aan het wys oordeel van des kundiger over, om te befluiten wat men het dienstbaarst keure. II. Wat nu de onderhouding der Manfchap op de reêde betreft, 't ver- blyf aldaar is onzeker; fomtyds da gen, weeken, maanden, (zo als ik in het fnerpenfte van den winter, 3 maan den ondervonden heb). Buiten het Vaderland is het even zo, als men door tegenwind, of andere redenen, verpligt wordt hier of elders in te loo- •pen. Aan Caho de Goede Hoop of in de Baay Fals, regelt men het verblyf, naar omflandigheedenik heb eens aan deezen uithoek, van den 14 De cember, tot den 3 Maart van het vol gend jaar, op de reêde gelegen. Eer ik tot de befchouwing, der on derhouding van de Manlchap, op Ne derlands reêden overga, keure boven alles dienftig, dat men by voorbeeld, als de tyd was bepaald, om op den 24 dag, eener maand, het Volk naar boord te zenden, zulks niet op een maal, maar in 3 verdeelingen fchikt, als den 8, 16 en 24. Zo van de Officie ren, Matroozen als Soldaaten, om re de:

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 388