OVER DE SCHEPEN ËNZ.1 357
dellen: dat men dan zal voorkomen
al dat onzinnig vloeken, bulderen
raazen, fchoppen en liaan, waar van
iemand geen denkbeeld is te geeven*
Hier door wordt een vreemdeling ont
hutst, beangst, droefgeestig, en ver
beeld zich eerder onder woeste Bar-
baarendan onder Christenen vervallen
te zyn. Met deeze zo ruwe fcheeps-
overkomst, gaat vergezeld, dat de
kooi en kist van fommigen, in een
hoek geüeept, opengebroken, en hem
alles ontllolen wordt; laaten wy ons
zeiven eens verbeelden, gereed om
zo eene reis te doen, en ontftolen te
worden, van alles dat ons ter rust,
verfchooningverkwikking en veraan
genaming van ons leven, dienstbaar
was; onvermoogend tezyn, om ander
te kunnen bekomen, op de genade
van een ander te moeten leven, en
zyn nagtrust op 't harde dek of kist te
moeten doorbrengen; is zulk een be-
dryf niet een aanleidende oorzaak, dat
Menfchen mismoedig, vervuild, vol
ongedierte, ja zo ziek door ongemak
ken kunnen worden, dat een geheel
fcheeps-volk, 'er door wordt aanger
ftoken? waarom ook dergelyke dieve-
Z 3 ry-