OVER DE SCHEPEN ENZ. 361 luim en werkzaame beweeging houden nimmer met beuzelaryen plagen, noch vergen het geen boven hun vermoo- gen isnaar gelang van tydweêr en wind, moet 'er al eens gehuppeld, ge- fprongen, gedanst, geviöold en lustig uit den borst gezongen worden, om het Volk vergenoegd, vrolyk en ge zond te houden. III. Wat nu de onderhouding der Manfchap, op zee, aanbelangt: wan neer de wind begint te hoogen, maakt men zich gereed om zee te kiezen, en onder de eerlte voorzorgen is, dat de groote poorten tusfchen-deks, vooral, op een diepgaand kuil-fchip worden toegemaakt en toegefjord; hoe noodig dit ook is, des niettegenftaande, wordt de goede huisvesting van tyd tot tyd naar ma ate dat men ruuw- of ftorm- weêr heeft, door gemis van die ruime frisfche lucht ontaart, befmet, onnut en verderflyk, voor den bewooner. Dus wordt het onze pligt, om ten aan zien eener goede huisvesting, op zee te waken, dat alle opwekkende oor- zaaken van ziekten afgewendverbee- terd, en de Zeelieden voor allen fcha- delyken aanval behoed worden, Dit Z 5 PPg-.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 393