OVER DE SCHEPEN ENZ. 36^ west en de gefteldheid der lucht, waar in men op zee verkeert. Vooral moeten de kleederen; droog, fchoon en zuiver zyn, dewyl 'er geen meer nadeel aan de lighaa- men, dan door natte, vuile en onrei ne kleederen, wordt aangebragt, om dat de ftoffendie door de geduurige uitwaafeming ontlast moesten worden, in de lighaamen terug gehouden, of uit de vuile en onrein geworden klee deren opgeflurpt wordenen voedfel tot rottige ziekten geeven. De kleederen en het lighaam rein en zindelyk te houden, kan niet genoeg herinnerd worden. De verandering der kleederen moet men niet eensklaps, maar trapswyze verrigtenook keure dienstbaar, dat'er door de O. Maat- fchappy eenige gewaschte linnen wagt- rokken, ten dienfte der fchepelingen wierden medegegeevenvooral voor die Manfchap, welke op de fokkeraa, by de manshoofden en aan het roer, de wagt moeten houden (v). De Manfchap op zee, met goede ipy- x deel. A a zen (v) johan PRINGLE Verbetering ter behouding van 'e Gezondheid der Zeevaarenden vertaald door deus leer f, vv. de monchv, bl. 18 en 19,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 401