OVER DE SCHEPEN ENZ. 4ll
Theriaca (c). Op de flaaven haalders,
draagt men zorg, van altoos een mee-
nigte zuure limoenen te hebben, waar
van men 'er één alle middag, aan ie
der flaaf geeft, die daags één pint wa
ter genieten, men fpaart 'er geen li-
moenfap, waar mede tweemaal des
weekstusfchen-deksna dat men
het droog gefchrapt heeft, gefprengd
wordt, en men brengt dus de flaaven
gezond over (d).
Dus worden wy verpligt, om ten
diende van den Zeeman, de orange-
en citroenappelen, weegens derzelver
uitneemend en eigenaartig bederf weer-
dand biedend vermoogen, boven al
les aan te raadenwel is waarmen
kan deeze appelen, gaaf en wel gepa-
pierd, al vry lang goedhouden.
Doch om het bederven voor te koo-
men, kan men de appelen uitpersfen,
laaten doorzinken, en daar na tot de
dikte van fyroop doen uitdampen, en
in beiugte, drooge en wel gedooten
vlesfen, ten gebruike bewaaren.
Anderen en daar ik het mede hou-
de, laaten fret wel uitgeperde fap, be
hoor-
(c) In Libro de Medicina Indorum
(d) P. DE WIND 1. C. bl. 80,