OVER DE SCHEPEN ENZ. 417
der bereiding, beneevens der maaten
van het gebruik opgeeven.
'Er wordt van gerst, tarwe, rogge,
haver, fpelt enz., mout gemaakt; dan
alle mout is hier niet even dienstbaar,
het beste, om voldoende aan dit oog
merk te beantwoorden, zal zyn, vier
deelen gerften- en één deel tarwen-
mout.
Het mout moet wit, zuiver en zo
droog zyn,' dat als men een korrel
doorbreekt, men 'er, even als met
een ftukje kryt, mede fchryven kan.
Het mout gemaakt zynde, moet men
het 3 a 4 weeken, laten rusten en be
derven. Het mout moet niet te fyn,
noch te grof gemaalen zyn. Het
moet in digt en droog vaatwerk, en in
fcheeps-broodkaamers bewaard wor
den. Om nu hier van, gylbier te
maaken, zo neemt men, by voorbeeld;
veertig ponden gerftenmout, tien pon
den tarwenmout, roert hetzelve wel
door een, daar na bellaat men het, in
een fchoone kuip of baalie, met even
warm water, tot een bekwaame bry-
agtige papvervolgens giet men 'er
veertig floopen kookend water by;
roert het terdegen om, en laat het
X. DEELDd ZO