OVER DE SCHEPEN ENZ. 445 neer by onweeder, reegen of florrn- buijen, de zieken, op de kuil-fchepen tusfchen-deks moesten worden ver plaatst, zy door dezelfde oorzaaken, geweldig toenaamen, en fommige fu- biet flierven (v). Heeft men het gelukom in zee te koomen, de minde verandering van wind, verpligt den Bevelhebber, hoe ongaarne, om in de noordzee, of op eene bekwaame reêde te ankeren, men wordt intusfchen dagen lang, bui ten ftaat gefield, om de zieken wee der onder het half-dek te plaatten waar door geen geringe oorzaak, tot verdere befmetting wordt voortge- bragt. Is men op zee zeilende, met flyve koelte, by- of halver-wind, dan is 't onder het half-dek, voor een zieken, door de fnerpende wind, koude en vogtige lucht, gantsch niet aange naam noch voordeelig, alfchoon men de looze poorten, te loefwaard doet inzettenhet welk door weederin- florting en fleepende ziekten, onder den Zeeman, meer dan te veel, om* hervonden is. Wordt (v) Flisfingsch Goiootfchap 7 deel, bl. 287,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 479