'45° b harger antwoord
of men met een drie-dekker voor, of
met een fcherpe bakftaage-wind zeilt;
of men door ftorm en ftortzeeen wordt
beloopen, naargelang des noods, de
poorten geheel of maar ten deelen,
toe te fluiten; men behoudt zo lang
mooglyk, de frisfche gemeenfchap,
met de buitenlucht; dan, moet allc-s
toe, zo genieten de zieken, nog het
voorrecht, van ruimer uitgebreidheid
van lucht, om in te leeven, als op
een kuil-fchip te hebben, en niet in
gevaar te zyn, om op de britfen te
verdrinken, door het water, dat tus-
fchen-deks gekoomen was, zo als ik
heb aangetoond.
Men kan op een drie-dekker, al-
fchoon het weeder nat- en buiagtig is,
om veel gemaklyker fchoon Schip te
maaken; de laagdaar het voornaam-
fte deel des Volks verblyf houdt, zui
veren, met de kisten en kooijen, tus-
fchen het eerfte- en tweede-dek te
plaatfen, de luiken toe te leggen, en
dan in de laagalles zodanig te zuive
ren, als naar bevindt van zaaken,
dienftig wordt gekeurd; en dat wel,
zonder eenigen hinder, of verplaatfing
der zieken. Maar geheel anders is het
op