ï<5 G. W. CALLENFELS ANTWOORD
de Steden en Forten over. Zo men
nu onder zyn aandagt neemt s'men-
fchen lichaamen hoe ter gezondheid
eene maatige, zuivere en beftendige
lucht vereischt worde; zo volgt van zelfs,
dat door het oogenblikkelyk inademen
van zodaanig eene geinfecteerde lucht,
vervuld met zo veele vreemde en fcha-
delyke deeltjes, van zo eene veran-
derlyke lucht en wind, s'menfchen
bloed en vogten moeten aangetast en
bedorven worden. Dit wordt men
vooral ontwaar in die Garnizoenplaat-
fen, die het laagfte leggen, en meest
aan de zee, flikken, en zeewinden
zyn blootgefteld, als SluysPhilippi
ne en Sas van Gendtoonende de naa-
xnen van de eerfte en iaatfte plaats, dat
zy SluyzenSasfen of Uitwateringen
zyn, de eerfte van het water, dat over
brugge komt, en de Iaatfte van het
geene over Gend vloeit: ook heeft
men hier grooter val van water, dan
elders.
Doch, als men zich voorftelt, dat
ook veele andere plaatfenhier en
daar in ons Vaderland, buiten Staats-
Vlaanderenaan zee, flikken en wate
ren, leggen, en evenwel zo ongezond