474 J' HARGE'R ANTWOORD By deeze geleegenheid herinner ik, dat 'er inzonderheid gelet worde, dat de Kok, de koopere keetels en baa- lien, zuiver en rein houde, en breng dit onder de aandagt, der Officieren. VI. Onder geene der minfte voor zorgen kan men brengende plaat- fing of ligging der Schepen, zo op onze Vader- als Buitenlandfchc reêden. Men kan voor een algemeenen reegel houden, dat hoe veranderlyker de lucht en het weêr is, of wanneer men zich in zoele en heete gewesten be vindt; als het aanhoudend reegent, en men zich omringd vindt door landen, met bosfchen en ftruiken, of met moe- rasfen, fchorren, flikken en ftranden bezet, men als dan ervaart, dat de Schepelingen, daar door vry fpoedig ziek, en de aanleidende oorzaaken, daar toe deelagtig wordende onbe- ftendigheid van lucht en weeder, is op onze Vaderlandfche reêden en flroomen, zo bekend, dat het geen bewys behoeft, doch wel meest in het voorjaar, wanneer men ook de meeste zieken, door de befmetting of aandoening der lucht, zal ondervin den. Zal

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 508