OVER DE SCHEPEN ENZ. 475
Zal de lucht gezond en nuttig zyn,
voor de Schepelingen, op een reêde
liggende, dan moet dezelve geen na-
deelige eigenfchappen hebben, noch
met befmettende uitwaafemingen, ver
vuld zyn. Hoe meer de lucht, met
dusdaanige deeltjes bezwangerd is,
fpruitende uit de onderfcheidene foor
ten van bedorven visfchen, krengen
en onreinigheedenwelke op de
droog geloopen fchorren flikken
ftranden, als anderfints, blyven lig
gen hoe ongezonder en fchadelyker
de lucht, voor den Mensch moet
worden.
Het is den kundigen bekend, hoe
door 't vermoogen der zonde fcha-
delyke en vogtige deelen losge
maakt, opgetrokken, door den damp
kring verfpreiddoor al wat leeft in
geademd, en als op een onzigtbaare
wyze, met de voedfels doorgezwol
gen worden, alhoewel de vlugge alca-
lifche of rottige deelen, de reukzeenu-
wen, als een bewys van derzei ver
aanweezigheidonweederfpreeklyk
aandoen. De vogtige deelen, bezwan
gerd met de rottige uitwaafemingen,
>yorden zigtbaar by een verzaameld,
en