s8 G. W. CALLENFELS ANTWOORD
geevent het komt my echter waar-
fchynelyk voor, dat die onbeften-
digheid voornamentlyk aan de by-
zondere natuur der lucht toe te lchry-
ven is; waar door deeze hoofdftof
aan veranderingen onderhevig is,
uit veelerlei oorzaakenwelke voor
een groot gedeeltemisfchien te
diep verborgen zyn, dan dat het
menfchelyk vernuft, die ooit zoude
kunnen ontdekken. In de daad; wan-
neer wy overweegen, dat de lucht,
welke de Plantgewasfen in hebben,
van den Haat van gemeene lucht, in
lucht, die den flaat van gemeene
lucht, na by komt, in gedephlogifti-
ceerde lucht, of in lucht, die waar-
lyk vergiftig is, veranderd word;
door oorzaakenwelke in fchyn zo
gering zyn, als by voorbeeld het
licht en de fchaduwindien wyzeg
ik overweegendat een weinig meer
of minder licht zulke; aanmerkelyke
verfchillen in die Hoofdftof kan te
weeg brengenhebben wy dan gee-
ne reedenen om te gelooven, dat
'er in de natuur zeer veele oorzaa-
ken beftaan, welke zelve aan geduu-
rige veranderingen onderheevig, zo-
da-
^riiUO - - - t -