476 J. HARGER ANTWOORD
en daalen verdikt, en gevoelig nee
der zo ras de zononzen zichtein
der, verlaaten heeft.
Worden nu op onze of op buiten-
landfche reêden, deeze fchadelyke of
vogtigé neederdaalende deeltjes, ag-
tervolgd en vergezeld, met koude en
knerpende zeewinden, dan worden de
lighaamen der Schepelingen, vooral
wyl dezelve op hunne wagten, M
gaan zittenof zich ten flaap needer-
liggen, om dat'er dan eene algemee-
ne ontfpanning, der fpieren en vaa-
ten plaats heeft, allergevoeligst aan
gedaan. Enzyn deeze neederdaa
lende deeltjes, gepaard met zoele en
broeijcnde warmtedan worden fpie
ren en vaaten verflapt, en 't bloed en
vogtenhellen vry ipoedig tot verrot
ting en bederving. Vraagt iemand
hoe verre moet men dan wel met een
Schip, van fchadelyke bosfchadien,
flxanden, flikken en fchorren, verwy-
derd liggen, om een zuivere en ge
zonde lucht te hebben? het is niet wel
te bepaalen, hoe verre een befmette
lucht zich uitbreid; by voorbeeld, in
't jaar 1747, heerschte 'er een befmet-
telyke ziekte, onder de Britfche troe
pen,