OVER DE SCHEPEN ENZ, 481 mende, na het ondergaan der zon; de reuk van dergelyken neevel, is niet on- gelyk, aan dien, van een nieuws op gemaakte floot of gracht. Het derde is: menigvuldige zwarm- men, van vliegen, muggen en andere diertjeswelke zich op ongezonde plaatfen, en daar veel bosfchen zyn pleegen te onthouden. Het vierde: wanneer al het gedachte vleesch, fpoedig bederft, zo dat 'er in weinig uurenwormen uitkruipen wanneer de metaalen, by voorbeeld blanke fleutels, aan de open lucht bloot geheld, in korten tyd roesten en wanneer een lykin minder dan <5 uuren, een ondraagelyken ftank be gint te geeven. Het vyfde kenteeken is: een foort van zandige grond, gemeenlyk uit fyn geel of wit zand beftaandezo als te PentacolaWhydah en op het eiland Bonavistadoor ondervinding geblee- ken is, voor de gezondheid fchadelyk te zyn. De befmettelyke damp, die op het heetfte van den dag, uit zulk een zan- digen grond opryst, wordt best onder kend, aan deszelfs uitwerkfels, in de X. DEEL. Hh woes-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1784 | | pagina 515