485 J. HARGER ANTWOORD
veeliiioch onryp ooft gebruike
zich zorgvuldig mydevoor alle los
bandigheid; dat het water van de wal,
niet voor zonnen opgang worde ge
haald; dat men 'er niet te lang ver
toeft, en zorgt, 0111 met fchuit of
boot, voor den middag, weeder aan
boord te zyn; dat men deeze maats,
een genoegfaame hoeveelheid genever
op knoflook, of andere bittere krui
den medegeeve, om 'er een taam^-
lyk gebruik van te maaken (i).
Als men dusdaanige voorbehoeding
in agt neemt, zal de ondervinding flaa-
ven, dat juist niet het water noch de
ververfchingop St. Jago ingenoo-
men, maar wel de daar heerfchende
bèfmette lucht, gepaard met de onge-
böndene en ruuwe leevenswys, der
gemelde Boots- en Schuits-gezellen,
de voornaamfle bronnen der ziekten
zyn geweest, op die Schepen, welke
met gezond Volk, aldaar gekoomen, en
met zieken van daar vertrokken zyn.
VII. Het is genoegfaam een iege-
lyk bekend, dat men, op de 0.1.
Compagnies, en andere groote Zee-
fchepen, zo by dag als by nacht, de
wachi
(i) Vlisfmgsch Genootfchap 6 deel, bi. 217.